Zo ongeveer 1992 kreeg ik mijn eerste PC vanwege een PC Prive project.
Ik kon toen ook lessen o.a. in Wordperfect volgen.
Een opdracht was om met de functie zoeken en vervangen iets uit te werken.
Ik had ergens een verhaal gelezen was op een steeds verder haperende schrijfmachine geschreven zou zijn.
Naar aanleiding hiervan probeerde ik ook zo'n verhaal te schrijven, wat ik dus hieronder kopieer.
HoudoeHet sprookje van Roodkapje en de zeven dwergen,
door Vader de Zwaan.
Er was eens een leuk meisje dat, omdat ze altijd een rood mutsje droeg Roodkapje werd genoemd.
Dat meisje moest van haar moeder elke dag het bos in naar get guisje ( zie je dat? de g wilt niet meer dus moet ik de G gaan gebruiken) van gaar grootmoeder om de boodscgappen die gaar moeder gad gedaan toen Roodkapje op scgool zat, naar grootmoeder te brengen. Op een nooie dag (daar valt weer een letter) ging Roodkapje weer naar grootnoeder toe net gaar nandje net boodscgappen. Ze liep al een tijdje in get bos toen er ienand gaal liep (daal gaat de volgende lettel, dadelijk goud ik el geen neel ovel !) De glootste van de zeven dwelgen die toevallig ooc ( weel eentje) in get bos wonen liep Loodcapje en vloeg gaal :"Zeg Loodcapje waal ga je genen, zo alleen, zo alleen ?" Dwelgen splecen een beetje laal noet je weten. Toen zei Loodcapje :" Ic ga naal glootnoedel coecjes blengen, in get bos, in get bos." On niet uit de toon te vallen tegen ovel die dwelg, zei zij get laatste gedeelte van de zin dus ooc naal twee ceel. De dvelg (oeps ) zei daalop veel tegen Loodcapje :" In get bos zijn vilde dielen ,in get boz ( ) ,in get boz". Loodcapje vizt toen nicz andelz te zeggen dan :" Ic ben niet bang vool vilde dielen, ben niet bang, ben niet bang". loodcapje begon de teczt zelfz te zingen. Even latel cvanen plotzeling uid () ged zdluicgevaz de andele zez dvelgen en na vad geen en veel geplaad gingen ze ned zijn allen in opdocgd naal ged guizje van Loodcapjez gloodnoedel.
Bij Loodcapje'z gloodnoedel aangeconen clopde Loodcapje aan ged deuldje. Gloodnoedel liep:"vie iz daal?" Loodcapje liep delug;" Ic ben ged naal, gloodnoedel!" "O, lief cind," zplac gloodnoedel:"con gauv binnen, vand el iz uid een cilcuz een boze volf ondznapd". Loodcapje opende ged deuldje en zdapde ged guizje van gloodnoedel binnen. "nogen vij ooc binnen conen, gloodnoedel?" liepen de zeven dvelgen in cool. "Ja gool, conen jullie ooc naal binnen." liep gloodnoedel delug. De dvelgen begonnen gun nalzliedje de zingen. Dad clonc ongeveel zo:"Gei go, gei go, vij dvelgen doen ged zo."
Ondad el op nijn zcglijfnacgine de veinig leddelz ovelblijven, noed ic gelaaz nu ned did zploocje zdoppen. Vad el veldel ooc gebeuld, de laadzde legel van ged zploocje iz: " En ze leefden nog lang en geluccig in ged guizje van gloodnoedel."
Ben